Indonesia - in the land of volcanos and ricefields

13 maart 2015 - Ubud, Indonesië

En dan was het tijd voor ons laatste land in Azië, een maand Indonesië om af te sluiten, niet slecht! Bijna 20 000 eilanden heeft dit enorme land te bieden, met nog 129 actieve vulkanan, een maand gaat dus weer veeeel te kort zijn. Story of our lives.

Maar dus, ons avontuur start in Jakarta, hoofdstad van Indonesië, en gelegen op het eiland Java. Indonesië huist 240 miljoen inwoners, het vierde grootste bevolkingsaantal ter wereld, waarvan meer dan de helft op Java leeft. Lekker druk dus.
We waren 's nachts in Jakarta geland en dus meteen in ons bed gekropen. De dag erna zouden we ineens doorreizen naar Yogjakarta, centraal Java, en waar onze reis door Indonesië echt kon beginnen. Drie dingen vielen al op: supervriendelijke en behulpzame mensen, dat Indonesie de grootste islamitische natie ter wereld is, is te merken (of beter: elke ochtend te horen tijdens de adans (calls for prayer)) én hier en daar zijn Nederlandse invloeden blijven hangen na de onafhankelijkheid (woorden als: gratis (ons favoriete woord natuurlijk) polisi en chocolat muisjeskoek bij de bakker!)

Maar wij gingen dus naar Yogjakarta, en de goedkoopste optie bleek de nachttrein, economyclass ofwel ekonomik. Na vijf maanden relatieve luxe tijdens het 's nachts reizen (slaapbus/trein) kregen we hier een kleine realitycheck: de tweezitjes van de nmbstreinen, maar nog net iets krapper en harder, en zo een hele nacht, 8uur lang, zittend proberen te slapen. Heel awkward ook om constant met u knieën tegen degene over u te botsen, om toch maar een 'slaap'houding te kunnen aannemen. Die tegenover ons was trouwens een Indonesiër die een jaar bij een gastgezin in Lier had gewoond, en goed Nederlands sprak, supergrappig!
We kwamen totaal uitgeput aan in Yogjakarta en na een powernapke gingen we de stad verkennen. We gingen naar het paleis van de Sultan, waar eigenlijk weinig aan te zien was. Of we hebben weer iets gemist, dat kan ook. Ook gingen we naar zijn badhuis. Iets meer de moeit maar 't heeft geen grote indruk nagelaten. Groot bad, dat wel. Er zou daar ook ergens een vogelmarkt schuilhouden maar die hebben we nooit gevonden. Maar genoeg vogels te zien hier, in onze hostel fluiten die ook de hele dag vrolijk int rond, tot op het irritante af.
De vermoeidheid sloeg al snel toe en we hadden niet veel zin meer in sightseeing. Ik ben dan maar naar de lokale kapper gegaan voor een knip -en kleurbeurt. Hoewel haar "brush"methode bedenkelijk was (met de stijltang over vochtig haar, kind toch!!), heeft ze qua knippen en kleuren goed werk geleverd. En een kapsalon is geen kapsalon zonder het bijhorende geroddel over de buren natuurlijk. Ondertussen was Jef een potje voetbal gaan spelen met de buurtkinderen en heeft z'n eigen daar heel de tijd mee geamuseerd tot ik terugkeerde met een paar tinten lichter. Ahja we zijn die dag ook nog naar een batikshop gaan kijken en hoe ze dat daar maken. Mooimooi. (Ons geheugen laat ons duidelijk af en toe in de steek als het over de chronologie van activiteiten gaat.)
's Avonds was er in het centrum een groot carnival te doen, nog om het Chinees Nieuwjaar te vieren. Heel Yogjakarta kwam op straat om een lange parade doorheen de stad te volgen. We zijn helaas niet te lang gebleven want we waren nog supermoe van onze nachtelijke treinrit, en de volgende dag stond om half vier alweer onze wekker.

We gingen zonsopgang kijken vanop een berg over de vallei waar de boedhistisch Borobudur tempel staat en daarna de tempel zelf bezoeken, waar de inkomprijs belachelijk duur bleek te zijn. Wij vielen efkes achterover. Mooie tempel wel, de ik weet ni hoeveelste, omgeven door de groene jungle en vulkanisch landschap. Een eerste indruk van het prachtige landschap dat Indonesië te bieden heeft. Daarna zijn we nog naar Prambanan gegaan, een andere tempel, deze keer een hindutempel, waar we gratis gegidst werden door kindjes die engels wilden leren. Die deden dat supergoed en we hebben die dan maar een centje gegeven. Tegen de middag waren we terug en weeral doodop. Een powernapke werd een serieus middagdutje en 's avond regende het volle bak (einde van het regenseizoen hier) en zijn dus niet meer zo productief geweest.

De dag erna trokken we verder richting het Tengermassief, waar we eerst een volledige dag buszitten moesten trotseren. 13uur lang om precies te zijn. 's Avonds laat arriveerden we in het dorpje vlakbij het vulkanisch gebied, waar we de vulkaan Bromo, die nog actief is en in 2011 nog een uitbarsting kende, gingen bezoeken. Onze wekker stond weer om half vier om te beginnen aan een stevig klim richting een viewpoint waar we zonsopgang en een machtig zicht over het vulkanisch landschap zouden krijgen. In de pikdonker begonnen we aan onze tocht en een klein uurtje later bereikten we het platform. Daar hebben we ne ferme zonsopgang meegepikt, waar de wolken en mist aan een sneltempo bewogen en zo de vulkanen aan de horizon verschenen. Beneden ons was een gigantisch maanachtig "einde van de wereld" landschap te zien, volledig verast en uitgedroogd, omgeven door de groene bergen. We keken recht op een jurassicparkdecor. Na zonsopgang zijn we verder omhoog geklommen langs een smal pad, en kwamen zo nog hoger uit waar we een fantastisch zicht hadden. We waren het wandelen nog niet beu en na ne kleine powerbreak zijn we verder gewandeld, een lange tocht weeral, tot we aan de voet van de vulkanen zelf stonden. De Bromo, niet de grootste van het gebied maar wel de actiefste, kon beklommen worden. Wij naar boven, zonder inkom te betalen hihi, tot de rand van de vulkaan waar we recht de krater in konden kijken, zo graaf. Daar stonden we godgans alleen (de voordelen van offseason), en voelden ons weer heel klein. Een landschap dat we nog niet te zien hadden gekregen en weer iets nieuws was voor ons, we waren zwaar onder de indruk dus. Bromo was serieus aant dampen en door de stevige wind die opstak kregen we die mottige geur van zwavel, en dat stinkt naar rotte eieren, geen mop, over ons. Na een tijdje besloten we dat we lang genoeg aant stinken waren en keerden we moe maar voldaan terug.

We hebben nog een namiddagbus gepakt naar het Ijenplateau, althans geprobeerd, maar zijn ergens in een dorpje gestrand en geraakten die dag niet verder. We zaten op de bus met ne grappige kerel uit Boedapest die veganist is en ons heeft geintroduceerd in de wondere wereld van exotisch fruit. Onze Azietrip zit er bijna op dus het werd toch eens tijd om het bekendste fruit van Azie, de durian, beter bekend als stinky fruit, eens te testen. Op elke hoek vant straat verkopen ze deze grote stekelige bollen, die je van ver al kunt ruiken. En de aziaten zijn er zot van. Onze nieuwe vriend bleek ook hevige fan en overtuigde ons dat het beter smaakt dan het ruikt. De locals noemen het hell&heaven fruit, smells like hell, tastes like heaven, al zouden wij het heaven gedeelte toch niet volledig bevestigen.

De dag erna gingen we dan effectief naar het Ijenplateau, waar weer enkele vulkanen te vinden zijn. We waren beland in een piepklein schattig dorpje, met welgeteld 1 hotel. Twas daar net een aards paradijs met een gigantische groene vallei en de vulkanen in de verre mist. In ons hotel zat ook een Brits koppel, Ben en Susie, die net als wij Ijen gingen beklimmen. De Ijenvulkaan is een enorme krater waar een turquois meer in schuilt en die enorm veel zwavel produceert. Een paar jaar terug heeft National Geographic een documentaire gemaakt over Ijen, waar 's nachts een bijzonder fenomeen te zien is, de blue fire. Sindsdien is toerisme daar een beetje beginnen opgekomen. Dus om half 1 's morgens begon onze nachtwandeling naar de vulkaan. Na een dik uur arriveerden we boven aan de krater, maar onze tocht zat er nog niet op. We konden in de stomende krater afdalen, van waaruit massa's zwavelrook naar boven steeg. We kregen hulp van één van de mijnwerkers, die elke nacht zwavel uit de krater omhoog halen in extreme omstandigheden. Ze worden elke nacht blootgesteld aan de zwavelrook en dragen het zwavel, 80 tot 100kg, in een mand op hun rug van de vulkaan naar beneden, dat wordt gebruikt voor o.a. cosmetica Ze verdienen daarmee 600rp per kg, 4eurocent. Ons was verteld dat de werkers geen engels konden, maar wij vonden er een die vrij goed engels sprak en gaven hem met plezier ons centen om ons te gidsen ipv een gids in te huren. Niet dat we die gidsen dat niet gunnen, maar die mijnwerkers , manman dat was ongelofelijk wat voor fysiek werk die moeten verzetten. Om nog maar over de gezondheidsrisico's van jarenlang die rook in te ademen te zwijgen. Maar wij gingen dus op zoek naar 'de blue fire'. Het leek wel een mythe en is nog steeds moeilijk te geloven. Maar we hebben het met eigen ogen kunnen zien. Op de bodem van de krater stijgen enorme blauwe vlammen en wolken op, die enkel 's nachts te zien zijn. Het precieze chemisch proces is me een raadsel (volgens Jef ist zwavelzuur dat door de enorme druk en temperatuur en in aanraking met zuurstof wordt 'aangestoken', ofzoiets) Twas best een zware en avontuurlijke afdaling int donker, maar we werden weer serieus beloond. Toen we terug uit de krater waren werd het stilletjesaan licht en konden we het volledige uitzicht aanschouwen. Onze week op Java werd meteen in schoonheid afgesloten.

Dan was het tijd voor Bali, het bekendste eiland van Indonesië. Na een lange tocht (buske- ferry - buske), arriveerden we 's avonds in Kuta, één van de toeristische plaatsen aan de kust waar we efkes konden bekomen van onze nachtelijke tocht en onze was eens konden doen (alles rook naar zwavel, bah). We vielen als ne blok in slaap na 38u wakker te zijn.
Onze motorbikeplannen voor de volgende dag vielen letterlijk in het water. Omdat we niet konden buiten komen zonder nat te worden besloten we maar ineens zelf het water in te gaan en te gaan surfen. Surfen in Bali was toch ook ene op de bucketlist dus zo gezegd, zo gedaan. We pakten twee uurtjes les en dan oefenen, oefenen, oefenen. Weer totaal uitgeput zijn we 's avonds nog met Susie en Ben iets gaan eten en weer meteen ons bed ingekropen.
De dag erna vertrokken we alweer uit Kuta, niet echt de meest gezellige plaats, richting binnenland naar Ubud. Toen we arriveerden zagen we al meteen dat dit ons goesting was. Supergezellig, toeristisch maar op een aangename manier, veel leuker dan Kuta. We vonden ons ne kei leuke guesthouse, met een tof madammeke die ons koffie brengt op ons terraske. Ja hier blijven we efkes plekken denk ik. We zijn die dag nog naar de Monkey forest geweest, naam zegt het zelf, waar de ene aap al wat agressiever was dan de andere.
De dag erna erna hadden we een motorbiketripje naar Mt. Batur voorzien. Onderweg stopten we aan de vele groene rijstvelden omgeven door palmbomen, weer helemaal anders dan degene die we zagen in China en Vietnam. We kregen het ook aan de stok met de corrupte politie waarvoor we al gewaarschuwd waren. We hebben geen rijbewijs voor ne brommer blabla, ze vinden altijd wel iets. We kregen onze officiële boete van 1 miljoen rp omgezet naar 60 000 rp, als we direct betaalden. Een viertal euro. Na onze betaling mochten we gewoon doorrijden hoe we bezig waren want er zou verder geen politie meer zijn. Die hebben weer goed verdiend dus.
Aan Mt Batur zelf kregen we dan weer een heel gezever over hoe we de berg niet opkonden zonder gids en dat zou ons weer iets kosten natuurlijk. We waren niet van plan daarvoor een gids te betalen (hallo wij hebben de himalayas beklommen!) en daar konden ze duidelijk niet mee lachen. Onder lichte dreiging zijn we dan maar gewoon doorgereden en hebben in plaats een epic roadtripke gedaan rondom de hele vulkaan. We passeerden daar dorpjes waar ze misschien nog nooit ne blanke hadden gezien. Die hun uitdrukkingen toen we voorbij reden waren priceless. Al bij al is het toch nog ne superleuke dag geworden en hebben supermooie natuur te zien gekregen. We zijn nog een exrtra dagje in Ubud blijven hangen omdat we daar zo goed zaten en nu zijn we met Ben en Susie op weg naar Lovina, noord Bali.

Om half zes waren we weeral uit de veren om dolfijnen te gaan spotten. We kropen met zn vieren in een gammel bootje en trotseerden de woeste golven tot onze bootman besloot dat hier de dolfijnen zaten. En wachten. En wachten. En wij al bedenkelijk kijken. En vloeken dat we speciaal naar hier waren gekomen. En dan plots, tientallen dolfijnen die uit de oceaan vrolijk naar boven sprongen! En plots nog meer, en nog! Ze kwamen superdicht en waren met een hele groep bij elkaar, met babydolfijntjes! We waren net kinderen voor het eerst in de zoo en kregen een hele dolfijnenshow te zien. We trokken die namiddag nog verder naar Tulamban, een bekende duiksite. De volgende morgend stond weer vroeg onze wekker om naar een 120m lang USA cargoschip te duiken. Cool verhaal ook, dat schip is in WII door de Japanners getorpedeerd vlak voor de kust van Bali. Het schip lag sindsdien op het strand tot de uitbarsting van Mt. Agung. Door de lavastroom werd het schip 20m de zee in gedreven en is het nu een populaire duiksite. Wij gingen dat eens checken met Ben en Susie! Al snel bleek waarom iedereen zo zot is van duiken in Indonesië. Wat een verschil met Thailand. We hadden veel beter zicht en zijn na het schip maar ineens voor ne 2e duik gegaan!
Bali zit er stillekesaan op (we komen nog terug binnen twee weken gelukkig!). Maar nu eerst Lombok, de Gilis en meer duiken heuj!

Foto’s

1 Reactie

  1. Moe gans:
    15 maart 2015
    da blond haar staat je wel!
    over 3 weekjes 1 weekje abudhabi voor ons, ja niet iedereen heeft de luxe zoals jullie hè!!!

    geniet voor ons bij
    xxx